header%20algemeen%20wit 1

februari 2020

Recht op teruggaaf ingehouden dividendbelasting

De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU in een zaak over de weigering om ingehouden dividendbelasting terug te geven aan een Duits beleggingsfonds. Aan een fiscale beleggingsinstelling wordt, volgens de Nederlandse regelgeving, ingehouden dividendbelasting onder voorwaarden wel teruggegeven. De fiscale beleggingsinstelling is onderworpen aan vennootschapsbelasting tegen een nultarief. 

dividend%20feb

De beleggingsinstelling moet de winst uiterlijk in de achtste maand na afloop van het boekjaar uitkeren aan de aandeelhouders, onder inhouding van dividendbelasting. Het Duitse beleggingsfonds is vrijgesteld van winstbelasting. De participanten in het fonds worden geacht een theoretisch minimumbedrag aan dividenden te ontvangen. De belastinggrondslag voor de participanten bestaat uit de daadwerkelijk uitgekeerde winst vermeerderd met dat theoretisch minimumbedrag aan dividenden.

Het Hof van Justitie EU heeft geoordeeld dat het niet in strijd is met het vrije kapitaalverkeer om aan een niet-ingezeten beleggingsfonds geen teruggaaf van dividendbelasting te verlenen omdat het fonds niet aantoont dat zijn participanten voldoen aan de gestelde voorwaarden. Het mag echter niet zo zijn dat niet-ingezeten beleggingsfondsen de facto worden benadeeld door die voorwaarden die de nationale regeling aan teruggave stelt.

EU%20hof%20van%20justie%20dividendbelasting

Het is volgens het Hof van Justitie EU onder voorwaarden wel in strijd met het vrije kapitaalverkeer om aan een niet-ingezeten beleggingsfonds geen teruggaaf van dividendbelasting te verlenen om de reden dat het beleggingsfonds niet voldoet aan de wettelijke uitdelingseis. Die voorwaarden zijn dat in de vestigingsstaat het beleggingsresultaat bij de participanten van dat fonds in de belastingheffing van de lidstaat wordt betrokken als ware de winst uitgekeerd en dat het fonds zich in een vergelijkbare situatie bevindt als een ingezeten fonds dat voor teruggaaf van dividendbelasting in aanmerking komt.

Vrijstelling vennootschapsbelasting vereniging

Verenigingen en stichtingen zijn vennootschapsbelastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven. Er geldt een vrijstelling voor verenigingen en stichtingen als de winst in een jaar niet meer bedraagt dan € 15.000 of als de winsten van het jaar en de vier voorafgaande jaren tezamen niet meer bedragen dan € 75.000. Als in een van deze vijf jaren een verlies geleden wordt, wordt de winst voor dat jaar gesteld op nihil. Volgens de parlementaire moet de winstdrempel voorkomen dat grote verenigingen en stichtingen met professionele ondernemingen een beroep op de vrijstelling doen. Om deze reden is opgenomen dat de winst in een verliesjaar op nihil wordt gesteld.

placeholder image

CASE

Een vereniging behaalde in het eerste jaar van haar bestaan een winst van € 9.884. In het tweede jaar bedroeg de winst € 28.433 en in het derde jaar € 31.414. De vereniging deed over het derde jaar een beroep op de vrijstelling van vennootschapsbelasting omdat de cumulatieve winstdrempel van € 75.000 nog niet was gehaald.

Hof Arnhem-Leeuwarden was van oordeel dat een grammaticale uitleg van de wettekst daartoe geen ruimte biedt. De vereniging voldeed in het derde jaar niet aan de eerste winstgrens, omdat de winst van het jaar meer bedroeg dan € 15.000. De vereniging voldeed evenmin aan de tweede winstgrens, omdat zij nog geen vijf jaren bestond en daarom niet aan het vereiste van vier voorafgaande jaren kon voldoen. Volgens het hof kan uit de parlementaire geschiedenis niet worden opgemaakt dat bedoeld is om de tweede winstgrens van € 75.000 ook van toepassing te laten zijn als een vereniging of stichting korter dan vijf jaren geleden is opgericht.

vennootschapsbelasting

Pro rata benadering

Op grond van een besluit uit 2008 kan een pro rata-benadering van de tweede winstgrens een tegemoetkoming vormen voor verenigingen en stichtingen die nog geen vijf jaren bestaan. Op basis van de pro rata-benadering blijven verenigingen en stichtingen waarvan de jaarwinst hoger is dan € 15.000 alsnog buiten de belastingheffing als zij de naar rato berekende tweede winstgrens niet overschrijden. In dit geval zou de tweede winstgrens uitkomen op een bedrag van € 45.000. Dat bedrag werd door de vereniging in deze procedure echter overschreden.

Heffing mogelijk door late aangifte schenking

late%20aangifte

Als de ontvanger van een schenking veel te laat zijn aangifte schenkbelasting indient, betekent dat ook dat de inspecteur veel meer tijd heeft om een aanslag erfbelasting op te leggen. De tijd tussen de belaste schenking en het opleggen van de belaste schenking kan soms zelfs meer dan tien jaar zijn.

CASE

Toen een man in 2006 overleed, besloten zijn erfgenamen de ouderlijke boedelverdeling in het testament niet uit te voeren. Het grootste deel van het vermogen ging naar de kinderen, zodat de moeder een onderbedelingsvordering op hen kreeg. In de jaren 2007 tot en met 2010 schold zij haar kinderen steeds een deel van hun schuld kwijt. Een van de zonen van de vrouw stuurde de inspecteur in december 2017 een brief met daarin de gegevens over deze schenkingen. Naar aanleiding van deze brief legt de fiscus de man op 20 februari 2018 aanslagen schenkbelasting op


Aangifte was te laat

De man gaat in beroep tegen de aanslagen. Volgens hem zijn deze aanslagen te laat opgelegd. Tussen de schenkingen en de aanslagen liggen immers zo’n zeven tot tien jaren. Maar Hof Den Haag meent dat de man te laat aangifte heeft gedaan. Hoewel de man stelt dat hij al eerder aangifte had gedaan, weet de inspecteur dit gemotiveerd te betwisten. Het is evenmin aannemelijk dat de man heeft verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte. Omdat de aangifte meer dan vier maanden na het jaar van schenking heeft plaatsgevonden, gaat de (na)vorderingstermijn in op de dag nadat de te late aangifte is ingediend. Daarmee zijn de aanslagen tijdig opgelegd


Helemaal geen aangifte gedaan

In dit geval maakt het overigens niet uit of de aangifte schenkbelasting te laat of helemaal niet heeft plaatsgevonden. Als helemaal geen aangifte is ingediend, heeft de inspecteur in beginsel drie jaar de tijd om de aanslag schenkbelasting op te leggen. Deze termijn gaat in deze situatie echter pas in op de dag na de inschrijving van de akte van overlijden van de schenker. Omdat in deze zaak de moeder in 2016 is overleden, zijn de aanslagen hoe dan ook tijdig opgelegd.

onzakelijke%20rente

jos%20vester

Wilt u meer weten over bovenstaande onderwerpen of heeft u andere algemene vragen?
Ik beantwoord graag al uw vragen.

Jos Vester

SWARTCO%20bottomrechts
info@swartenco.nl

020-545 61 21

© Copyright 2020– Swart&Co