header%20Fiscaal%20wit 1

november 2019

Naheffing niet mogelijk bij ontbrekende materiële belastingschuld

Bij de Hoge Raad is een procedure aanhangig over de vraag of naheffing mogelijk is van ambtshalve teruggegeven omzetbelasting omdat de teruggaaf is verleend in strijd met intern beleid dat nieuwe jurisprudentie geen reden is om terug te komen op het verleden. In materiële zin was in deze casus niet te weinig belasting geheven. De A-G meent dat naheffing niet mogelijk is door het ontbreken van een materiële belastingschuld.

Concert

De procedure betreft een koordirigent die voor repetities het algemene tarief aan omzetbelasting berekende en voor uitvoeringen het lage tarief. Na een uitspraak van de rechtbank Haarlem bleek dat ook voor de met optredens samenhangende repetities het lage tarief voor uitvoerende kunstenaars van toepassing was. De uitspraak van de rechtbank is gevolgd door de Belastingdienst. 

De dirigent heeft eerst per brief en later met suppletieaangiften om teruggaaf van in het verleden te veel voldane omzetbelasting verzocht. De inspecteur heeft het in brief gedane verzoek geweigerd, ook ambtshalve. Op de ingediende suppletieaangiften zijn de gevraagde teruggaven verleend. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur de teruggaven gecorrigeerd door naheffingsaanslagen op te leggen. Hoewel na de teruggaven de situatie is ontstaan dat de dirigent de materieel verschuldigde belasting heeft betaald, is de staatssecretaris toch van mening dat kan worden nageheven. De staatssecretaris verwijst naar het Besluit ambtshalve verminderen of teruggeven van 16 december 2010. Daarin is bepaald dat nieuwe jurisprudentie in principe geen aanleiding is om ambtshalve terug te komen op het verleden.

Eerder in de procedure hebben de rechtbank en het hof de naheffingsaanslagen vernietigd vanwege het ontbreken van een materiële belastingschuld.
Volgens de A-G is de functie van de naheffingsbevoegdheid om een naderhand gebleken onbetaalde materiële belastingschuld alsnog te formaliseren door middel van een naheffingsaanslag. Voor naheffing is een materiële belastingschuld, die nog niet is geformaliseerd, het uitgangspunt. Als dit ontbreekt is volgens de A-G naheffing niet mogelijk.

ontbrekende%20materiële%20belastingschuld

De A-G wijst er nog op dat de dirigent wettelijk verplicht was om een suppletieaangifte in te dienen. De suppletieverplichting is niet beperkt tot situaties waarin te weinig belasting is betaald

Geen boete bij pleitbaar standpunt

Bij de heffing van bpm voor een nieuwe kampeerauto wordt uitgegaan van een bestelauto van hetzelfde type, maar zonder de recreatieve voorzieningen. Ter zake van de invoer van een gebruikte kampeerauto werd in de aangifte bpm de vermindering van de belasting bepaald aan de hand van de afschrijving van een vergelijkbare bestelauto zonder recreatieve voorzieningen. De inspecteur legde een naheffingsaanslag bpm op omdat de gehanteerde afschrijving te hoog was. Tegelijk met de naheffingsaanslag werd een verzuimboete van 10% van de nageheven belasting opgelegd.

pleitbaar%20standpunt

De belanghebbende bestreed de boete, omdat hij meende dat hij een pleitbaar standpunt had ingenomen. Hof Den Haag was het daarmee niet eens. De enkele stelling dat de belanghebbende meende in het licht van het recht van de EU een juiste aangifte te doen levert volgens het hof geen pleitbaar standpunt op. Het hof verwees naar een arrest van de Hoge Raad uit 2017. In dat arrest is uitgemaakt dat bij de bepaling van de afschrijving van een ingevoerde kampeerauto moet worden uitgegaan van een vergelijkbare kampeerauto en niet van een bestelauto zonder recreatieve voorzieningen.

Hoge Raad_2b

Volgens de Hoge Raad is het hof er ten onrechte van uitgegaan dat de belanghebbende ter onderbouwing van de pleitbaarheid van zijn standpunt meer had moeten aanvoeren dan dat hij meende in het licht van het Unierecht op aangifte een juist bedrag te hebben voldaan. Naar aanleiding van dit verweer had het hof moeten onderzoeken of voor de in de aangifte toegepaste afschrijving in het Unierecht juridische argumenten aanwezig waren op basis waarvan de belanghebbende kon en mocht menen dat hij het juiste bedrag op aangifte had voldaan. De verwijzing naar het arrest uit 2017 ging niet op omdat de belanghebbende ruim voor dat arrest aangifte voor de bpm had gedaan.

De Hoge Raad vond het standpunt van de belanghebbende pleitbaar en heeft om die reden de boetebeschikking vernietigd.


jos%20vester

Wilt u meer weten over bovenstaande onderwerpen of heeft u andere fiscale vragen?
Ik beantwoord graag al uw vragen.

Jos Vester

SWARTCO%20bottomrechts
info@swartenco.nl

020-545 61 21

© Copyright 2019 – Swart&Co