header%20Fiscaal%20wit 1

oktober 2019

Stappenplan bepaling gebruikelijk loon

De directeur-grootaandeelhouder (dga) neemt op het terrein van de loonheffingen en werknemersverzekeringen een uitzonderingspositie in ten opzichte van een ‘gewone’ werknemer. Zo is wettelijk bepaald dat een dga een minimumbedrag aan loon moet genieten, het zogenoemde gebruikelijk loon. Het mkb-platform Avanzer heeft een stappenschema samengesteld waarmee snel en eenvoudig een gebruikelijk loon kan worden vastgesteld.

De DGA die werkzaamheden verrichten voor de eigen bv moeten op grond van de hoofdregel van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting, een gebruikelijk loon ontvangen van het hoogste van één van de volgende bedragen:

1. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
2. het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van de bv of met de bv verbonden lichamen;
3. € 45.000.

Dat zal in de regel het bedrag van € 45.000 zijn. Maar dat loon kan op een lager bedrag worden gesteld in het geval dat lagere loon past bij het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Het gebruikelijk loon kan in dat geval worden vastgesteld op minimaal het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking (artikel 12a, lid 2, Wet LB 1964).

Plan van aanpak

Volg onderstaand stappenschema:

1. Beoordeel in de eerste plaats wat het loon per jaar zou zijn van een werknemer met de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Daarbij is zowel de omvang als de aard van de werkzaamheden van belang. Tip: de bestuurshandelingen zelf zijn niet relevant voor de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Iemand die werkzaamheden vergelijkbaar met een officemanager doet en daarnaast wat bestuurshandelingen wordt dan ook vergeleken met een officemanager in loondienst.

2. Bereken 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking (het bedrag onder 1). Noteer zowel de 100% als de 75%.

3. Beoordeel wat het salaris van de meest verdienende werknemer is van:
- de bv;
- vennootschappen die minstens 1/3 deel van het belang houden in de bv;
- vennootschappen waarin de bv ten minste 1/3 belang houdt.

4. Beoordeel vervolgens welk loon geldt. Dit bedraagt minimaal het hoogste van de volgende bedragen:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking (dit heb je berekend bij punt 2);
- 100% van het loon van de meest verdienende werknemer (dit heb je berekend bij punt 3);
- € 45.000.

5. Is aannemelijk te maken dat het loon dat bij punt 4 is vastgesteld, hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking?
- Ja, ga dan verder naar punt 6.
- Nee, dan moet het loon worden vastgesteld zoals beschreven bij punt 4.

6. Is 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking groter of gelijk aan € 45.000?
- Ja, dan kan het loon (in afwijking van punt 4) worden vastgesteld op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
- Nee, ga dan verder naar punt 7

7. Is 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking (dit heb je berekend bij punt 2) kleiner of gelijk aan € 45.000?
- Ja, dan kan het loon (in afwijking van punt 4) worden vastgesteld op 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
- Nee, dan bedraagt het loon € 45.000

Je hebt nu het bedrag dat in de uitgangspositie als gebruikelijk loon geldt. Werkt de aanmerkelijk belanghouder door zijn ziekte in deeltijd of maar gedurende een deel van het jaar? Dan mag je het berekende gebruikelijke loon pro rata beperken.

Aandachtspunten

- Zorg er altijd voor dat je kunt uitleggen hoeveel uren de aanmerkelijk belanghouder heeft gewerkt en waarom. Is er bijvoorbeeld een nieuw iemand aangenomen/ingehuurd om de hogere functie te vervullen? Is de omzet teruggelopen? Registreer dit dan en meld dit bij een overleg met de Belastingdienst.

- Voor wat betreft de arbeidsongeschiktheid is het handig om te zorgen voor medische stukken en een verklaring van artsen over de mogelijkheden om te kunnen werken. Zo voorkom je dat de Belastingdienst en/of de rechter uitgaan van onjuiste feiten en veronderstellingen.

- Het is verstandig om het vastgestelde gebruikelijk loon met een toelichting ter goedkeuring voor te leggen aan de Belastingdienst, zeker als je klant een gebruikelijk loon wil hanteren onder de € 45.000. Je klant heeft dan zekerheid en voorkomt zo het risico van extra loonheffingen, boete en rente achteraf.

- De bewijsplicht voor een lager gebruikelijk loon ligt bij de bv. Dat maakt de positie van je klant een lastige ten opzichte van de positie van de Belastingdienst.

- Overigens mag het loon van de aanmerkelijk belanghouder hoger zijn dan het met de Belastingdienst afgesproken gebruikelijk loon. Let er wel op dat als het loon lager is dan het afgesproken gebruikelijk loon, een groot risico bestaat dat de Belastingdienst het bedrag te laag vindt en corrigeert.

- In het geval het loon hoger is dan het afgesproken gebruikelijk loon, houd er dan rekening mee dat een hoger loon dan het afgesproken lagere bedrag wel een indicatie is dat de bv het hogere bedrag meer gebruikelijk vindt. Ook is een hoger loon niet altijd wenselijk. De bv moet dan immers hogere (loon)kosten maken en kan het geld niet anders besteden.

- Anderzijds betaalt de dga meer loonbelasting en premies volksverzekeringen dan nodig. Ga dus na of het mogelijk is het gebruikelijk loon lager vast te stellen. Wanneer het gebruikelijk loon wordt vastgesteld op een bedrag niet hoger dan € 5.000 per jaar (artikel 12a, lid 6, van de Wet LB 1964) kan de bv ervoor kiezen dit loon helemaal niet uit te betalen. Er hoeft dan ook geen loonadministratie te worden gevoerd voor dit loon. Betaalt de bv dit loon wel uit? Dan is de bv ook verplicht een loonadministratie te voeren en loonheffingen te berekenen en in te houden. Houd er daarbij wel rekening mee dat een bedrag van € 5.000 of minder, alleen kans van slagen heeft wanneer je aannemelijk kunt maken dat er nauwelijks sprake is van werkzaamheden binnen de bv. Bijvoorbeeld omdat een bv niet of nauwelijks actief is.

justitie_1

Case

In de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 15 maart 2018, AWB 16/2267, ECLI:NL:RBNNE:2018:889 was bijvoorbeeld sprake van een bv die zich (beperkt) bezighield met verkoop en verhuur van onroerende zaken. De rechter oordeelde hier dat er altijd wel sprake is van enige werkzaamheden zoals het (laten) voeren van administratie, deponering van jaarstukken, aangiften en operationele bedrijfsbeslissingen. Is dat in uw situatie anders? Leg dan goed uit waarom de werkzaamheden minimaal zijn of maar heel weinig tijd kosten.

Geen vrijstelling in box 3 voor letselschade vergoedingen

De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer meegedeeld dat het kabinet niet van plan is om letselschadevergoedingen vrij te stellen in box 3 van de inkomstenbelasting. De Tweede Kamer had gevraagd op welke wijze letselschadevergoedingen uitgezonderd zouden kunnen worden van belastingheffing in box 3. In de huidige vormgeving van box 3 worden ontvangen letselschadevergoedingen relatief zwaar belast wanneer de ontvanger een vermogen in box 3 heeft dat hoger is dan het heffingvrije vermogen.

letselschadevergoeding

Onder verwijzing naar de brief aan de Kamer met de contouren van een voorstel voor aanpassing van de belastingheffing in box 3 merkt de staatssecretaris op dat belastingplichtigen met vooral of uitsluitend spaargeld aanzienlijk minder belasting zullen betalen dan nu het geval is. Dit zal ook gaan gelden voor een letselschadevergoeding die op een betaal- of spaarrekening wordt gestort. Het kabinet vindt een vrijstelling voor letselschadevergoedingen in strijd met het uitgangspunt van box 3 dat vermogen dat op de peildatum tot het bezit behoort deel uitmaakt van de rendementsgrondslag.

Door arts voorgeschreven zelf gekweekte cannabis

cannabis

Om uitgaven voor farmaceutische hulpmiddelen als specifieke zorgkosten in aftrek te kunnen brengen moeten de farmaceutische hulpmiddelen door een arts zijn voorgeschreven.
Omdat de Wet IB 2001 bepaalt dat de farmaceutische hulpmiddelen moeten zijn verstrekt op voorschrift van een arts weigerde Hof Amsterdam de kosten van zelf gekweekte cannabis in aftrek toe te staan. De cannabis was wel voorgeschreven door een arts, maar door het zelf kweken was volgens het hof van verstrekken geen sprake. 

De Hoge Raad is op basis van de parlementaire geschiedenis van oordeel dat aan het woord ‘verstrekt’ in de wetsbepaling geen verdergaande betekenis toekomt dan dat het middel moet zijn voorgeschreven door een arts.
In deze casus was niet in geschil dat de zelf gekweekte cannabis was voorgeschreven door een arts, die van oordeel was dat de via de apotheek verkrijgbare cannabis niet de gewenste werking had. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd omdat het oordeel berust op een onjuiste rechtsopvatting. De kosten van de zelf gekweekte cannabis waren aftrekbaar.

cannabis_2

jos%20vester

Wilt u meer weten over bovenstaande onderwerpen of heeft u andere fiscale vragen?
Ik beantwoord graag al uw vragen.

Jos Vester

SWARTCO%20bottomrechts 1
info@swartenco.nl

020-545 61 21

© Copyright 2019 – Swart&Co