augustus 2019

Gebruikelijkheidscriterium werkkostenregeling

De werkkostenregeling kent als uitgangspunt dat alle vergoedingen en verstrekkingen tot het loon behoren.

De verstrekking van een voordeel dat kan worden toegerekend aan de dienstbetrekking, behoort in beginsel tot het loon, ook als het niet als beloningsvoordeel wordt ervaren.

De werkkostenregeling kent een vrije ruimte van 1,2% van de fiscale loonsom. De werkgever kan vergoedingen en verstrekkingen aanwijzen als eindheffingsbestanddeel, voor zover aan het gebruikelijkheidscriterium is voldaan. De wet geeft geen definitie van het gebruikelijkheidscriterium. Bij het aanwijzen als eindheffingsbestanddeel is de loonheffing voor rekening van de werkgever, voor zover de vrije ruimte wordt overschreden.

De inspecteur moet, als hij van mening is dat vergoedingen of verstrekkingen niet als eindheffingsbestanddeel zijn aan te merken, feiten en omstandigheden stellen die dat standpunt kunnen dragen. Als de werkgever het standpunt van de inspecteur betwist, moet de inspecteur de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden aannemelijk maken.

Case

Hof Amsterdam was van oordeel dat de verstrekking van een groot pakket aandelen aan een selecte groep werknemers niet aan het gebruikelijkheidscriterium voldeed.

De toekenning van aandelen had geen betrekking op de vergoeding van werkkosten die door een werknemer daadwerkelijk waren gemaakt, aldus het hof. Anders dan het hof meende, is de reikwijdte van de werkkostenregeling niet beperkt tot vergoedingen en verstrekkingen die een zuiver zakelijk of een gemengd karakter hebben. 

Volgens de Hoge Raad heeft de inspecteur echter niet aan deze stelplicht voldaan, door alleen te verwijzen naar de door de Belastingdienst gehanteerde doelmatigheidstoets van € 2.400 per werknemer per jaar. De totstandkomingsgeschiedenis van de werkkostenregeling biedt weinig aanknopingspunten voor de wijze waarop de inspecteur aan zijn stelplicht kan voldoen. Voor de hand ligt om vergelijkingen te maken met de toepassing van de werkkostenregeling voor andere werknemers van dezelfde werkgever, voor collega’s in dezelfde functiecategorie als de werknemer en voor werknemers bij andere werkgevers.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Haag.

Transitievergoeding onder Wet arbeidsmarkt in balans

De Wet arbeidsmarkt in balans bevat onder meer een aanpassing van de regeling van de transitievergoeding. De wet is op 19 juni 2019 in het Staatsblad gepubliceerd en treedt naar verwachting per 1 januari 2020 in werking.

Huidige regeling

Volgens de huidige regeling heeft een werknemer recht op een transitievergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en wordt beëindigd of niet voortgezet op initiatief van de werkgever.
De werknemer heeft in beginsel geen recht op een transitievergoeding bij beëindiging op zijn initiatief, tenzij de opzegging, niet voortzetting of ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.

Voorbeeld 1:

De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst. Over de eerste 120 maanden (10 jaar) bedraagt de vergoeding 1/6 maandsalaris voor iedere periode van zes maanden.
Voor zover de arbeidsovereenkomst langer heeft geduurd dan 120 maanden bedraagt de transitievergoeding 1/4 maandsalaris voor iedere periode van zes maanden.

Voorbeeld 2:

Nieuwe regeling

De eis dat de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden moet hebben geduurd voor het recht op een transitievergoeding vervalt. Dat betekent dat een werknemer vanaf de dag van indiensttreding recht heeft op een transitievergoeding bij ontslag op initiatief van de werkgever.
Ook de wijze van berekening van de vergoeding verandert. De berekening vindt niet langer plaats per periode van zes maanden. In plaats daarvan bedraagt de transitievergoeding voor elk kalenderjaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd 1/3 maandsalaris en een evenredig deel daarvan voor een periode dat de arbeidsovereenkomst korter dan een kalenderjaar heeft geduurd.

De verhoging van de transitievergoeding voor dienstverbanden langer dan 120 maanden vervalt. Over de hele duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt de transitievergoeding dus 1/3 maandsalaris per dienstjaar.

Voorbeeld:

Overgangsrecht

De huidige regeling kent een tijdelijke regeling voor oudere werknemers en een overbruggingsregeling. Deze regelingen vervallen per 1 januari 2020. Bij wijze van overgangsrecht zijn deze regelingen nog van toepassing als:

1. de arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2020 is opgezegd

2. de werknemer voor 1 januari 2020 schriftelijke heeft ingestemd met een beëindigingsvoorstel

3. de arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming van het UWV en het verzoek om toestemming is gedaan voor 1 januari 2020

4. het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2020 is ingediend

De tijdelijke regeling voor oudere werknemers geldt voor werknemers die bij het einde van de arbeidsovereenkomst 50 jaar of ouder zijn. Heeft de arbeidsovereenkomst ten minste 120 maanden geduurd, dan hebben deze werknemers recht op ½ maandsalaris voor elke periode van zes maanden dat de dienstbetrekking na het bereiken van de leeftijd van 50 jaar heeft geduurd.

Deze tijdelijke regeling geldt voor werkgevers die minder dan 25 werknemers in dienst hebben.
De overbruggingsregeling houdt in dat onder voorwaarden voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst de maanden voor 1 mei 2013 buiten beschouwing worden gelaten, indien de arbeidsovereenkomst is geëindigd of niet is voortgezet wegens een slechte financiële situatie van de werkgever. Ook deze regeling geldt voor werkgevers die minder dan 25 werknemers in dienst hebben.


Wilt u meer weten over bovenstaande onderwerpen of heeft u andere vragen over salarisadministratie?
Ik beantwoord graag al uw vragen.

Mary Joore

info@swartenco.nl

020-545 61 21

© Copyright 2019 – Swart&Co