september 2019

Toepassing no-riskpolis

De verplichte loondoorbetaling gedurende de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid geldt niet wanneer voor de werknemer een no-riskpolis is afgegeven. Deze polis houdt in dat een werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet wanneer hij in de eerste vijf jaar van een nieuwe dienstbetrekking ziek wordt. De polis geldt voor werknemers die vanuit een positie van arbeidsongeschiktheid aan het werk gaan.

Met de invoering van de no-riskpolis in de Ziektewet heeft de wetgever onder meer beoogd om het aantrekkelijk te maken voor werkgevers om werknemers, die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn aan het einde van de wachttijd, in dienst te nemen. De no-riskpolis geldt voor deze groep werknemers wanneer zij binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd in dienst treden bij een andere werkgever. De no-riskpolis geldt ook als de werknemer al voor het einde van de wachttijd een proeftijd heeft doorgebracht bij de werkgever, mits het dienstverband met die werkgever na het einde van de wachttijd wordt aangegaan.

Het UWV weigerde de afgifte van een no-riskpolis omdat tussen het einde van de wachttijd en de aanvang van de nieuwe dienstbetrekking een dag zou moeten liggen. De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat die eis in de wet niet wordt gesteld. Ook als de dienstbetrekking direct aansluitend op de wachttijd begint, is er recht op een no-riskpolis als is voldaan aan de overige voorwaarden.

Fictieve dienstbetrekking

Werknemer voor de loonbelasting is de natuurlijke persoon, die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat.

Case

In een procedure over een naheffingsaanslag loonheffingen bestreed een bv het bestaan van een dienstbetrekking met een ingehuurde persoon. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een gezagsverhouding. De ingehuurde persoon had de vrijheid om de dagelijkse leiding en het dienstverleningsproces van de bv naar eigen inzicht in te richten en uit te voeren. De dga van de bv hield zich niet bezig met de dagelijkse leiding van de onderneming en had daarvan ook geen verstand. De ingehuurde persoon had bijzondere kennis op het gebied van de ondernemingsactiviteiten. Daarom ontbrak de voor een dienstbetrekking vereiste gezagsverhouding.

Wel was sprake van een fictieve dienstbetrekking. De vereisten daarvoor zijn dat een natuurlijke persoon op doorgaans ten minste twee dagen per week gedurende een periode langer dan een maand persoonlijk arbeid verricht. Het bruto-inkomen per week moet daarbij ten minste 2/5 maal het minimumloon bedragen. Aan die vereisten was voldaan. De rechtbank merkte op dat het niet nodig is dat de fictieve werknemer zich heeft verbonden tot het persoonlijk verrichten van arbeid. De feitelijke situatie is bepalend.

Volgens de wet is er geen sprake van een fictieve dienstbetrekking als de arbeid is verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep. Deze uitzondering deed zich hier niet voor. Naar het oordeel van de rechtbank was er onvoldoende bewijs voor ondernemerschap van de ingehuurde persoon. Deze had slechts één opdrachtgever en liep geen debiteurenrisico.


Wilt u meer weten over bovenstaande onderwerpen of heeft u andere vragen over sociale verzekeringen?
Ik beantwoord graag al uw vragen.

Mary Joore

info@swartenco.nl

020-545 61 21

© Copyright 2019 – Swart&Co